19-02-2021

Bestuurdersaansprakelijkheid na invoering WBTR

Per 1 juli 2021 zal de Wet Toezicht en Bestuur Rechtspersonen (WBTR) in werking treden. Voor stichtingen en verenigingen brengt dit een aantal belangrijke wijzigingen met zich mee. Dit raakt ook het toepassingsbereik van de aansprakelijkheid voor bestuurders. SWS ziet in de praktijk dat bestuurders zich niet altijd realiseren welke complexe risico’s er verbonden zijn aan de functie en dat zij, ondanks een goede inzet, persoonlijk aansprakelijk gesteld kunnen worden wanneer er sprake is van onbehoorlijk bestuur.

Taak van het bestuur vastgelegd in de wet

Artikel 2:9 van het Burgerlijk Wetboek omschrijft de taak van een bestuurder als “gehouden zijn tot een behoorlijke vervulling van de aan hem opgedragen taak”. Tevens is de bestuurder geheel aansprakelijk voor de vereniging wanneer er sprake is van onbehoorlijk bestuur, tenzij hem en anderen daartoe geen ernstig verwijt gemaakt kan worden.

Onbehoorlijk bestuur

Wat exact wordt verstaan onder ‘behoorlijk’ dan wel ‘onbehoorlijk’ bestuur is niet gedefinieerd in de wet maar wordt aan de hand van concrete situaties ingevuld door de rechtspraak, gedragscodes, literatuur en actuele ontwikkelingen.
Bij de vraag of een bestuurder ernstige verwijten gemaakt kan worden, zal worden gekeken of een gemiddeld bestuurslid van een vereniging dezelfde keuzes op dezelfde momenten gemaakt zou kunnen hebben. Indien dit zo is, dan is van aansprakelijkheid mogelijk al geen sprake meer.

Interne en externe bestuurdersaansprakelijkheid

De interne aansprakelijkheid van een bestuurder of het bestuur, betreft de aansprakelijkheid tegenover de vereniging. In de praktijk komt het weinig voor dat iemand die zich heeft ingespannen voor de vereniging aansprakelijk zal worden gesteld, toch zijn er situaties denkbaar die hiervoor aanleiding kunnen geven. Vaak betreft dit situaties waarbij er beslissingen genomen zijn die grote financiële consequenties hebben voor de vereniging. Dat speelt dus ook zeker een rol op het moment dat een vereniging gaat investeren en hiervoor mogelijk een financiering afsluit en een borgstelling aanvraagt bij SWS.

Zo kan bestuurdersaansprakelijkheid een rol spelen wanneer:

  • Het bestuur nalaat een boekhouding bij te houden, de jaarrekening te laat opmaakt of in de jaarrekening een misleidende voorstelling geeft van de positie van de vereniging.
  • Een subsidiebijdrage wordt toegekend waaraan voorwaarden zijn verbonden en deze niet worden nagekomen.
  • Er verplichtingen worden aangegaan waarvan bekend is, of zou moeten zijn, dat de vereniging deze niet kan nakomen.
  • De vereniging met een aannemer of leverancier in zee gaat, waarvan bekend is, of had moeten zijn, dat deze niet gespecialiseerd en/of voldoende betrouwbaar is.
  • De (schade)verzekeringen na investeren niet worden aangepast.
  • Het handelen in strijd is met de statuten.

In geval van externe bestuursaansprakelijkheid gaat het om partijen die een relatie hebben met de vereniging. In dit geval geldt in eerste instantie dat de vereniging aangesproken kan worden door deze derde partijen. Alleen in gevallen waarin de bestuurder opzet, grove schuld of roekeloosheid kan worden verweten, zal er sprake zijn van bestuurdersaansprakelijkheid. Voorbeelden hiervan zijn fraude en het aangaan van verplichtingen die niet nagekomen kunnen worden.

Op het gebied van aansprakelijkheid betekent dit o.a. dat bij een faillissement de curator de bestuurder aansprakelijk kan stellen

Wijzigingen per 1 juli 2021

Op 1 juli 2021 treedt de Wet Toezicht en Bestuur Rechtspersonen (WBTR) in werking. Met de WBTR wordt de regeling voor bestuur en toezicht bij de vereniging en de stichting aangevuld, verduidelijkt en zoveel mogelijk in lijn gebracht met de regelingen die gelden voor de BV en de NV. Op het gebied van aansprakelijkheid betekent dit o.a. dat bij een faillissement de curator de bestuurder aansprakelijk kan stellen voor het tekort in het faillissement als het bestuur zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld en het aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Hiermee wordt de regel voor aansprakelijkheid niet inhoudelijk gewijzigd, maar wordt het toepassingsbereik uitgebreid.

Bescherming

Om als vrijwilliger toch nog wel met een gerust hart een taak binnen een verenigingsbestuur te kunnen vervullen is het zaak om na te gaan in hoeverre dit soort risico’s geminimaliseerd kunnen worden. Het maken van goede afspraken over het nemen van beslissingen en de controle hierop zijn daarbij een belangrijke eerste stap. Ook is er de mogelijkheid voor verenigingen om een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering afsluiten. Dit kunnen zij als vereniging zelf doen, maar SWS ziet in de praktijk dat ook veel overkoepelende sportbonden de mogelijkheid aanbieden om aan te haken bij een collectieve verzekering. Het advies luidt dan ook om verschillende polissen met elkaar te vergelijken. Niet alleen qua premie, maar zeker ook qua voorwaarden.

Deel dit bericht