Voetbalclubs in Nederland die op een hoger niveau actief zijn, verkeren vaker in financiële problemen. Dit blijkt uit een recent onderzoek van SWS naar de financiële positie van verenigingen in relatie tot de competitieklasse waarin hun eerste teams actief zijn. De analyse toont een duidelijke trend: hoe hoger het spelniveau, hoe slechter de financiële positie van de club.
SWS ontvangt jaarlijks de jaarstukken van ruim 1.300 sportverenigingen, die door SWS gecontroleerd worden vanwege eerder afgegeven borgstellingen. Op basis van de financiële gegevens wordt een kwalificatie toegekend, waarbij o.a. gekeken wordt naar het vermogen, de liquiditeitspositie, de resultatenrekening en de (meerjaren-)begroting.
Uit een onderzoek onder 339 Nederlandse voetbalclubs blijkt dat maar liefst 11% van de verenigingen in de 2e, 3e, 4e divisie of 1e klasse kampt met betalingsproblemen. Ter vergelijking: bij clubs in lagere klassen (2e tot en met 5e klasse) is dit percentage slechts 3%. “Dit verschil is enorm,” aldus SWS-directeur Dick Zeegers. “Het blijkt dat het ambitieniveau van sommige clubs niet strookt met hun financiële huishouding. Sponsorgelden worden dikwijls ingecalculeerd voordat ze daadwerkelijk zijn toegezegd, wat kan leiden tot een ‘scheve’ financiële situatie. Ook worden de opgestelde budgetten voor trainers en spelers regelmatig overschreden.”
Volgens Zeegers toont het onderzoek onomstotelijk aan dat deelname op een hoger competitieniveau financiële risico’s met zich meebrengt. Toch zijn er ook positieve uitzonderingen: “Natuurlijk zijn er voetbalverenigingen die het financieel goed of zelfs uitstekend doen en die ook op hoog niveau actief zijn,” voegt hij toe. “Maar als je alles over de gehele linie bekijkt dan blijkt hoe hoger je speelt, hoe groter de financiële uitdagingen.”
Hoewel de meeste voetbalverengingen waar SWS borg voor staat, hun leningen netjes aflossen, maakt SWS zich in toenemende mate zorgen over de verslechterende financiële omstandigheden waar sportverenigingen mee te maken hebben. Dat betreft veelal externe factoren zoals stijgende energieprijzen, bouwkosten, personeelskosten en rente. Toch toont het onderzoek aan dat ook de (voetbal-)verenigingen zelf kritisch moeten kijken naar de eigen financiële huishouding. “Zorg ervoor dat er realistisch wordt begroot, zeker ook waar dit sponsor- of kantine inkomsten betreft. Stem de sportieve ambities af op de financiële mogelijkheden van de club. Focus daarbij op duurzame groei in plaats van snelle successen. Houdt altijd voldoende liquide middelen aan om onverwachte uitgaven op te kunnen vangen en maak bij investeringen een meerjarenplan voor de komende 10 jaar”, zijn volgens Zeegers belangrijke uitgangspunten om de financiën op orde te houden.